Werknemers in Nederland hebben in gelijke gevallen recht op gelijke behandeling en op een werkplek waar niet gediscrimineerd wordt. Dat betekent dat zowel de werkgever als collega’s geen onderscheid mogen maken op basis van zaken als geslacht, huidskleur, leeftijd, seksuele geaardheid, geloofsovertuiging of een handicap.
Discriminatie op de werkvloer kan allerlei vormen aannemen. Zo kunnen werkgevers zich schuldig maken aan ongelijke behandeling van werknemers. Een directeur die bijvoorbeeld structureel mannen promotie geeft terwijl hij vrouwen met minimaal dezelfde kwalificaties overslaat, laadt op zijn minst de schijn van discriminatie op zich. En een werknemer die telkens ‘grappen’ over de seksuele geaardheid van een collega maakt, kan waarschijnlijk ook terecht beschuldigd worden van discriminatie.
Toch is het niet altijd met zekerheid vast te stellen of er sprake is van discriminatie op de werkvloer. In het geval van een promotie kan een werknemer bijvoorbeeld – al dan niet terecht – denken dat zijn of haar geslacht of leeftijd een negatieve rol heeft gespeeld, terwijl de werkgever volhoudt dat de keuze volledig op basis van kwaliteiten is gemaakt. Ook wordt bepaald gedrag niet altijd door iedereen als discriminatie ervaren. Wat de een als een grap beschouwt, kan door een ander als zeer kwetsend en discriminerend worden ervaren.